Door Kees Kalkman
Op de website van
Peterrdevries toont onze nationale muckraker zich bijzonder verbolgen. Ook voor hem blijken na dertig jaar journalistiek de media moeilijk voorspelbaar te zijn. Op zijn avondvullende uitzending over wapenhandelaren die vrijuit gaan wegens het geheime leger Gladio, is door geen enkel medium gereageerd behalve het Algemeen Dagblad (AD). Op zich een knappe prestatie van die krant want de door het AD gepubliceerde artikelen over deze affaire werden geplaatst in de twee dagen die voorafgingen aan de uitzending van de Vries. Niettemin is zijn boosheid begrijpelijk en terecht. Want wat is de kern van de affaire zoals die 22 april op SBS-6 werd gepresenteerd?
Bij een gerenommeerde wapenhandel, Munts aan de Middenweg in Amsterdam, wordt in 1997 door de politie een inval gedaan. Daarbij worden tassen met illegale wapens in beslaggenomen waarbij van een aantal de nummers verwijderd zijn. Het ziet eruit als zendingen voor de mafia. De vondst leidt tot een gezamenlijk Belgisch-Nederland rechercheonderzoek, waarbij blijkt dat Munts en Belgische collega´s in Luik en St. Niklaas zich al jarenlang bezighouden met omvangrijke wapensmokkel waarbij ontraceerbare wapens worden geleverd aan criminele organisaties in heel Europa. De werkwijze bestaat eruit dat de uit België afkomstige wapens met een (gemakkelijker te verkrijgen) Nederlandse exportvergunning zogenaamd naar een buiten-Europese bestemming zoals `Malta Defence Ltd´ of een bedrijf in Israël worden uitgevoerd. De wapens blijven echter binnen de EU en worden daar gedistribueerd op de zwarte markt. Nog een tweede Nederlands vuurwapenbedrijf, Roarms in Noord-Scharwoude, zou een rol in het netwerk hebben gespeeld. In het politieonderzoek werd samengewerkt met de politiekorpsen van Alkmaar en Utrecht en de Belgische rijkswacht met een ondersteunende rol voor de criminele inlichtingeneenheid van de marechaussee.
De eigenaars van Munts en de Belgische handelaars worden gearresteerd. Maar dan gebeurt er iets vreemds. De Nederlanders worden na twee weken weer vrijgelaten. Ondanks het overvloedige bewijs krijgen ze geen bericht van verdere vervolging, waardoor een eventuele strafzaak procedureel zelfs onmiddellijk zou stranden. Na lang soebatten krijgen de verdachten pas in 2002 van de Amsterdamse hoofdofficier een brief waar in staat dat ze niet verder vervolgd worden. De eigenaar van Munts krijgt zelfs zijn vergunning terug. De uitzending gezien hebbend, kan ik vaststellen dat overtuigend is aangetoond dat er geen sprake is van een normale rechtsgang. Enkel een externe factor kan hier een verklaring voor vormen. De Vries baseert zich bij zijn conclusies op verschillende anoniem gebleven bronnen. Deze stellen dat er sprake zou zijn geweest van de betrokkenheid van `overheidsachtige diensten´. Met name de marechaussee zou hierover aan de bel hebben getrokken. Ook zou er in 1997 een wapendepot zijn gevonden in de buurt van Utrecht dat eigendom was van een geheime Gladio-achtige organisatie. Wapens uit dat depot bleken afkomstig te zijn uit de smokkellijn van Munts en consorten. Na die ontdekking zou justitie "de stekker uit het onderzoek" hebben getrokken (AD 21 april 2007, Gladio - Geheime dienst na opheffing nog jaren actief in de illegale wapenhandel, Peter Groenendijk).
Gladio was een in samenwerking met de NAVO opgezette geheime oorlogsdienst die in de Koude Oorlog het verzet diende te organiseren in het geval van een Russische bezetting (en voegen critici hier aan toe: in het geval van het aan de macht komen van een linksradikale regering). In veel NAVO-landen bestonden dit soort geheime legertjes. Na de ontdekking van de dienst in 1990 als gevolg van onthullingen in Italië, dacht premier Lubbers de organisatie in 1992 opgeheven te hebben. De stelling van De Vries is nu dat de dienst heeft voortbestaan en zich beziggehouden heeft met illegale wapenhandel. Gezegd moet worden dat het niet de eerste keer is, dat melding gemaakt wordt van een voortbestaan van Gladio. In september 1994 sprak de ervaren Brabantse journalist Joop Hoek met een anonieme topman van Gladio, die hem vertelde dat een belangrijk deel van de Gladio-organisatie na de officiële opheffing is doorgegaan. Hij verklaarde dat er op dat moment van de oorspronkelijk 87 geheime ondergrondse bergplaatsen met munitie en wapens nog 20 in gebruik waren. Het zou nog zeker twee jaar zou duren voordat ze waren ontmanteld. Bovendien hadden voormalige medewerkers van Gladio honderden kilo´s Semtex en wapens uit de geheime bergplaatsen gehaald en verkocht. De voormalige Gladio-top zou hierover de regering hebben ingelicht en getracht hebben de partijen de traceren. Er bleken twee partijen bij de IRA terecht zijn gekomen en een bij de ETA. Hoek schreef hiervoor bevestiging te hebben gekregen in "kringen van de inlichtingendienst". De ex-topman schreef de ontsporingen toe aan het van de ene dag op de andere opheffen van Gladio en het gebrek aan nazorg voor mensen die jarenlang in een schemerwereld hadden geleefd. Ditzelfde aspect kwam trouwens naar voren in de rechtszaak die in die tijd tegen twee militaire Gladio-medewerkers gevoerd werd wegens een poging tot afpersing van Nutricia.
Jan Marijnissen van de SP - toen net in de Tweede Kamer - heeft toen zelfs nog opheldering aan de regering gevraagd over het in de doofpot stoppen van mogelijke Gladio-misdrijven door justitie. De topman had namelijk gezegd: "In Nederland zijn er altijd officieren van justitie geweest die misdrijven of overtredingen van Gladio-agenten buiten vervolging hielden. (..) Negentig procent van de spullen waar de dienst mee werkte, was bijvoorbeeld gestolen. Als we communicatieapparatuur nodig hadden pikten we dat bij fabrieken als Siemens of Philips. We omzeilden daarmee het inkoopcircuit bij Defensie. Als het fout ging was het natuurlijk wel makkelijk dat een officier van justitie ons niet vervolgde. In Breda was dat meester Kiepe, zelf uit het leger afkomstig." (Joop Hoek in GPD-bladen, o.a. Twentse Courant 12 september 1994). Een woordvoerder van het Bredase parket ontkende deze betrokkenheid van justitie overigens stellig. Omdat de bronnen van De Vries anoniem en niet erg gedetailleerd zijn, zijn er meerdere verklaringen mogelijk. Het minst waarschijnlijk is dat Gladio met medewerking van de Nederlandse staat gewoon is doorgegaan terwijl naar buiten toe werd voorgegeven dat de dienst was opgeheven. Een geloofwaardiger scenario is al dat het niet helemaal is gelukt het geheime leger op te heffen en dat het bijvoorbeeld alleen voor de militaire tak geldt die als hoofdtaak het verzamelen van inlichtingen had. De sabotagetak van Gladio, die uit burgers bestond, zou dan zo diep ondergronds gezeten hebben dat ze in elk geval voor de ambtenaren van Lubbers niet meer te vinden was. Maar het is ook nog mogelijk dat de bronnen van De Vries bij politie en marechaussee op basis van hun eigen kennis en ervaring wel gegist hebben dat ze te maken hadden met een Gladio-achtige formatie maar dat ze in feite gestuit zijn op een andere geheime overheidsactiviteit, bijvoorbeeld een doorlaatoperatie op het gebied van de wapenhandel. Of er is sprake van een operatie van een buitenlandse dienst die wordt afgedekt door Nederlandse instanties. Hoe het ook zij, hier zijn geen doofpotten maar bezems en klokkeluiders gewenst.