Als de Eerste Kamer volgende week
dinsdag akkoord gaat, wordt Nederland het enige land in Europa dat van
terreur verdachte organisaties die op de EU- of VN-sanctielijst staan,
van rechtswege – en dus automatisch – ook zal verbieden. Prima, zal de
burger misschien denken, men komt niet voor niets op zo’n lijst. Toch
zijn er voor de Senaat goede gronden om op de rem te gaan staan. Een
automatisch verbod is onnodig, ineffectief en perkt een aantal
fundamentele rechten te ver in. Zoals het recht op toegang tot de
rechter, op een eerlijk proces, op vrijheid van meningsuiting en op
vereniging en vergadering.
De sanctielijsten zelf zijn het grootste probleem. Ze worden
vastgesteld door de Veiligheidsraad en onverkort overgenomen door de
EU. Het zijn lijsten van personen en organisaties van wie VN-lidstaten
menen dat ze terreur steunen en die daarom financiële sancties opgelegd
krijgen. Wie er op terechtkomt, ontdekt dat de geldautomaat weigert,
rekeningen niet meer kunnen worden voldaan en zakendoen en reizen
vrijwel onmogelijk zijn.
Algemeen wordt erkend dat rechtsbescherming tegen deze
VN-maatregel zwak is. Er bestaat geen VN-rechter bij wie een beroep kan
worden aangetekend. De Europese en de nationale rechter zijn gebonden
aan het VN-Handvest. Herziening van de ‘listing’ door de VN zelf is
zwak. Officiële ‘doorhaling’ kan alleen met instemming van andere
lidstaten. Informatie die tot vermelding op de lijst heeft geleid,
blijft vaak geheim. De drempel is schokkend laag. Als binnen 48 uur na
een voordracht geen bezwaar is ingediend door een andere lidstaat, zijn
de sancties van kracht. Kortom, de internationale rechtsorde is hier in
gebreke. Een zwarte lijst is een zwaar middel, waar een overheid
volgens internationale rechtspraak alleen tijdelijk naar mag grijpen
als ze in haar voortbestaan wordt bedreigd.
Dat dergelijke zwakke VN-wetgeving in Nederland via de EU
direct geldt, is reden tot zorg. Het kabinet-Balkenende wil een stap
verder gaan. Volgens wetsvoorstel 28764 worden organisaties die op die
lijsten voorkomen voortaan ‘van rechtswege verboden’. Er komt dan geen
rechter of officier meer aan te pas. Niemand die dan nog beslist of
zo’n organisatie van de VN-lijst de openbare orde hier echt bedreigt,
zoals de wet nu voorschrijft. Het beginsel ‘ieder is onschuldig tot het
tegendeel is bewezen’ is omgedraaid. Wie aan zo’n automatisch verboden
organisatie deelneemt, kan vijftien jaar gevangenisstraf krijgen.
Vergaderen, publiceren, demonstreren behoren met één pennestreek van de
Verenigde Naties en een stempel van de Eerste Kamer dadelijk niet meer
tot de mogelijkheden. Dit alles zonder controle van een rechter of
bestuurlijke dan wel politieke herziening.
Waarom een Nederlandse magistraat, minister of parlementariër
hier aan de kant moeten worden gezet in de strijd tegen verdachte
organisaties, is niet te doorgronden. Waarom zou de veiligheid in het
Koninkrijk in gevaar komen als organisaties die op de zwarte lijst
staan, herziening mogen vragen bij de rechter of de minister? In een
democratische rechtsstaat horen organisaties principieel niet ‘van
rechtswege’ te worden verboden. Een verbod hoort ten minste individueel
te worden getoetst.